Enige tijd geleden heeft de Raad van State bevestigd dat een plattelandswoning op fijnstof getoetst moet worden ten opzichte van het bedrijf waar die woning ooit bij hoorde. In diverse media wordt nu het schrikbeeld beschreven dat het fenomeen plattelandswoning niet meer toepasbaar is. Dit is te kort door de bocht.

In veel gevallen zal de fijnstoftoetsing geen probleem opleveren, bijvoorbeeld in geval van een voormalige tweede bedrijfswoning die bij een melkveebedrijf hoorde. Voor een voormalige bedrijfswoning bij een pluimveebedrijf zijn wel problemen te verwachten. Overigens biedt een fijnstoftoetsing, dat is een berekening en geen meting, de gewenste helderheid.
In ons werk merken wij echter dat bij veel gemeentes het beeld heerst dat een plattelandswoning feitelijk van de baan is; dat is zeker niet het geval. Wel moet er een extra toetsing gedaan worden. Oorzaak van de verkeerde beeldvorming is waarschijnlijk het onderzoek dat de staatssecretaris heeft aangekondigd om te kijken bij hoeveel woningen het fijnstofverhaal echt een probleem is. Dat is natuurlijk gedaan om te weten of het de moeite waard is dit punt in Brussel aan te kaarten. Mocht blijken dat het bij veel voormalige bedrijfswoningen een probleem is, dan zal dit wel gedaan worden. Speelt het voor een beperkt aantal woningen dan is de kans groot dat er geen overleg met Brussel komt.

Kortom, met de juiste aanpak en uitleg is in veel gevallen een plattelandswoning geen enkel probleem.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de heer H.W. Ebbers, telefoon 06-46131415.